-
1 sting
n. steek; steken--------v. steken; zeer doen; lijden; opwekken; oplichtensting1[ sting]1 angel2 giftand♦voorbeelden:stings of remorse • knagende wroeging————————sting2♦voorbeelden:his conscience stung him • zijn geweten knaagde -
2 the sting of his remark
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский